Belgische regels voor drukapparatuur aangepast aan CLP

In navolging van de Europese regels is ook de Belgische wetgeving rond het op de markt brengen van drukapparatuur aangepast aan de Europese verordening 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen (CLP). 

Nieuw KB

Op 24 februari 2015 verscheen in het Staatsblad het koninklijk besluit van 16 februari 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 betreffende het op de markt brengen van drukapparatuur. Dit KB zorgt dat de Belgische regelgeving omtrent drukvaten wordt aangepast aan de CLP-regels, in navolging van Richtlijn 2014/68/EU van 15 mei 2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (PB 27 juni 2014).

Volgens het KB van 13 juni 1999 (BS 8 oktober 1999) zijn 'drukapparatuur' of 'drukapparaten': drukvaten, installatieleidingen, veiligheidsappendages en onder druk staande appendages. Voor zover van toepassing omvat de drukapparatuur ook de elementen die bevestigd zijn aan onder druk staande delen, zoals flenzen, tubulures, koppelingen, hijsogen, enz.

Wat verandert er?

In het KB van 1999 wordt punt 12 van artikel 1 gewijzigd. Dat artikel bevat de definitie van 'stoffen' en de indeling in groepen 1 en 2, waarbij groep 1 de groep is waarvoor de strengste regels gelden.

Groep 2 wordt niet gewijzigd en blijft de groep waarin alle stoffen of mengsels worden ondergebracht die niet tot groep 1 behoren.

Maar groep 1 bevat nu méér gevaarlijke stoffen en mengsels dan voordien. In het KB van 1999 werden tot groep 1 gerekend, de stoffen of preparaten omschreven als:

  • ontplofbaar,
  • zeer licht ontvlambaar,
  • licht ontvlambaar,
  • ontvlambaar (wanneer de maximaal toelaatbare temperatuur hoger ligt dan het vlampunt),
  • zeer giftig,
  • giftig,
  • oxyderend.

Door het nieuwe KB wordt het begrip 'preparaten' vervangen door 'mengsels' en worden enkele categorieën toegevoegd:

  • instabiele ontplofbare stoffen of ontplofbare stoffen van de subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 en 1.5;
  • ontvlambare gassen, categorieën 1 en 2;
  • oxiderende gassen, categorie 1;
  • ontvlambare vloeistoffen, categorieën 1 en 2;
  • ontvlambare vloeistoffen, categorie 3, wanneer de maximaal toelaatbare temperatuur boven het vlampunt ligt;
  • ontvlambare vaste stoffen, categorieën 1 en 2;
  • zelfontledende stoffen en mengsels, typen A tot en met F;
  • pyrofore vloeistoffen, categorie 1;
  • pyrofore vaste stoffen, categorie 1;
  • stoffen en mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen, categorieën 1, 2 en 3;
  • oxiderende vloeistoffen, categorieën 1, 2 en 3;
  • oxiderende vaste stoffen, categorieën 1, 2 en 3;
  • organische peroxiden, typen A tot en met F;
  • acute orale toxiciteit, categorieën 1 en 2;
  • acute dermale toxiciteit, categorieën 1 en 2;
  • acute toxiciteit bij inademing, categorieën 1, 2 en 3;
  • specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling, categorie 1.

Groep 1 omvat ook alle stoffen en mengsels die zich in drukapparatuur bevinden en een maximaal toelaatbare temperatuur TS hebben die boven het vlampunt van de stof ligt.

In werking

De wijzigingen treden in werking op 1 juni 2015, de dag waarop de nieuwe CLP-regels voor mengsels in werking treden.

(Bron: PreventMail nr. 8 - 27 februari 2015)