Titel 1 met betrekking tot de basiseisen betreffende arbeidsplaatsen van boek III van de codex over het welzijn op het werk schrijft voor dat de werkgever op grond van de resultaten van een risicoanalyse vastlegt aan welke voorwaarden de verlichting van de arbeidsplaatsen, al dan niet in open lucht, en van de werkposten moet voldoen om ongevallen door de aanwezigheid van voorwerpen of hindernissen en om vermoeidheid van de ogen te voorkomen.

De werkgever die bij het bepalen van de voorwaarden inzake verlichting de vereisten van de normen NBN-EN 124 64-1 en NBN EN 124 64-2 toepast, wordt vermoed te hebben gehandeld in overeenstemming met de vereisten van het bovengenoemde KB van 10 oktober 2012.

Als de werkgever die normen niet wenst toe te passen, moet de verlichting tenminste beantwoorden aan de onderstaande verlichtingsvoorwaarden.

Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van de kunstverlichting aan een verhoogd risico zijn blootgesteld, zijn uitgerust met een verlichting die bijdraagt tot de veiligheid van de personen die bezig zijn met een mogelijk gevaarlijke activiteit of zich in een mogelijk gevaarlijke situatie bevinden en die het hen mogelijk maakt een gepaste afsluitprocedure uit te voeren voor de veiligheid van de bediener en andere aanwezigen in het gebouw. De sterkte van die verlichting mag niet minder zijn dan 10% van de normaal vereiste verlichtingssterkte voor de betreffende taak.

Op de werkposten is de gemiddelde verlichtingssterkte van het werkvlak voldoende voor de uit te voeren taken. Die gemiddelde verlichtingssterkte wordt gemeten op het werkvlak of, bij afwezigheid van een werkvlak, op een horizontale hoogte van 0,85 meter van de grond. Ze bedraagt ten minste:

  • 200 lux voor refter, kleedkamer, wasplaats, landbouwactiviteiten, brouwerij, ruw assembleerwerk;
  • 300 lux voor bakkerij, machinewerk, middelmatig precies assembleerwerk, fruit sorteren, wasserij, lassen, garage, receptie, kopieerwerk, kinderopvang, klaslokaal, auditorium, sporthal;
  • 500 lux voor EHBO-lokaal, laboratoria, controleruimten, precisie machinewerk, fijn assembleerwerk, autoassemblage, keuken, slachthuis, productcontrole, kapsalon, schoenmakerij, boekbinderij, drukkerij, spinnerij, weverij, houtbewerking, kantoorwerk, vergaderzaal;
  • 750 lux voor glasbewerking, materiaalinspectie, precisie-assemblage, naaiwerk, verfspuiten, technisch tekenen;
  • 1000 lux voor precisiewerk, kleurinspectie, juweelproductie, medisch onderzoekslokaal.

Op plaatsen die enkel dienen voor verplaatsingen is de verlichtingssterkte gemeten op de vloer ten minste:

  • 5 lux voor kolenopslag, houtopslag, stapelplaatsen met occasioneel verkeer, buiten gelegen doorgangen voor voetgangers, parking;
  • 10 lux voor algemene verlichting van havens, risicovrije zones in de petrochemie en gelijkaardige industrieën, opslag van verzaagd hout, wegen voor traag verkeer (minder dan 10 km per uur) van bijvoorbeeld fietsen of heftrucks;
  • 20 lux voor auto- en containeropslagplaatsen in havens, normaal autoverkeer, in- en uitritten van parkings;
  • 50 lux voor industrieterreinen, opslagzones buiten, risicogebieden in havens, olieopslagtanks, koeltorens, pompgemalen, waterzuiveringsinstallaties, plaatsen voor laden en lossen, materiaalbehandeling in havens, bouwwerf, opslaghal zonder manueel werk;
  • 100 lux voor verplaatsingszones in het bedrijf, gangen, trappen, liften, magazijnen.

Meer informatie daarover en de reglementaire teksten staan op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in de rubriek Thema’s > Welzijn op het werk > Arbeidsplaatsen  > Basiseisen, onder subtitel Verlichting.