De bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van gevaarlijke stoffen op het werk wordt geregeld door boek VI van de codex over het welzijn op het werk. Titel 1 (chemische agentia) van dit boek is van toepassing op alle gevaarlijke stoffen; titel 2 legt bijkomende voorwaarden op voor kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen. Bijkomende bescherming wordt opgelegd voor jongeren op het werk, zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven (titel 3 betreffende jongeren op het werk, en titel 5 betreffende moederschapsbescherming van boek X van de codex over het welzijn op het werk).
Ook al bevat deze wetgeving momenteel nog geen specifieke bepalingen voor hormoonverstoorders, toch is ze op deze stoffen van toepassing. Hormoonverstoorders zijn immers chemische stoffen die risico’s voor de gezondheid van de werknemers kunnen opleveren. Daarenboven moeten jongeren op het werk beschermd worden tegen de risico’s die een gevolg zijn van het feit dat hun ontwikkeling nog niet is voltooid; en zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven, tegen de risico’s voor de zwangerschap, de lactatie en de gezondheid van hun kind.
Bovendien is in vele gevallen hormoonverstoring niet de enige gevaarlijke eigenschap van de stof in kwestie: zo zijn onder meer de hormoonverstoorders benzylbutylftalaat (BBP), diisobutyl ftalaat (DIBP), bisfenol A, bis(2-ethylhexyl) ftalaat (DEHP) eveneens reprotoxisch (schadelijk voor de vruchtbaarheid en het ongeboren kind).
Naast de welzijnswetgeving moeten ook de verboden en beperkingen, opgelegd door de REACH verordening, in acht worden genomen.