De risicoanalyse bestaat uit de identificatie van de gevaren voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gevolgd door de vaststelling en bepaling van de risico’s voor dit welzijn en de beoordeling van deze risico’s. Het doel van deze risicoanalyse is het vaststellen van preventiemaatregelen. In de brochure "Risicoanalyse" van de FOD Werkgelegenheid worden een aantal risicoanalysemethodes voor het aspect chemische risico’s voorgesteld. Belangrijke actoren bij deze risicoanalyse zijn de preventiediensten (in het geval van hormoonverstoorders de preventieadviseur-arbeidsarts en de preventieadviseur arbeidshygiëne) die vanuit hun expertise bijstand verlenen aan de werkgever, en het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW) van het bedrijf, dat hierover adviezen geeft.
a) Het identificeren van de gevaren
Een eerste stap voor het integreren van hormoonverstoorders in de analyse van de chemische risico’s is de identificatie ervan: hoe kan men in het kader van deze risicoanalyse nagaan of er hormoonverstoorders aanwezig zijn op de werkvloer?
Figuur 6: het etiket en het veiligheidsinformatieblad als bron voor de risicoanalyse.
- De meest directe en eenvoudige manier om informatie te krijgen over de gevaren van een stof is het etiket. Voor hormoonverstoring is het etiket op dit moment echter nog niet bruikbaar. Dit omdat er momenteel nog geen gezondheidsgevarenklasse “hormoonverstorend” is opgenomen in de CLP-Verordening.
- Een tweede belangrijke bron van informatie over gevaarlijke stoffen is het veiligheidsinformatieblad:
- Sinds 2021 moet in nieuwe veiligheidsinformatiebladen en in updates van bestaande veiligheidsinformatiebladen vermeld worden of de stof in kwestie op EU-niveau geïdentificeerd is als hormoonverstoorder (d.w.z. opgenomen is in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, van de REACH-verordening opgestelde lijst van stoffen met hormoonverstorende eigenschappen, of een stof is die overeenkomstig de criteria van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie of Verordening (EU) 2018/605 van de Commissie als een stof met hormoonverstorende eigenschappen is aangemerkt).
Deze informatie dient opgenomen te worden in rubriek 2 (“Identificatie van de gevaren”) onder de sub-rubriek 2.3 (“Andere gevaren”) van dit veiligheidsinformatieblad. Indien een mengsel een hormoonverstoorder bevat in een concentratie gelijk aan of groter dan 0,1% moet dat vermeld worden in rubriek 3 (“Samenstelling en informatie over de bestanddelen”) onder de sub-rubrieken 3.2.1 of 3.2.2 van het veiligheidsinformatieblad van dit mengsel. Daarnaast moet, indien beschikbaar, de informatie over schadelijke effecten op de gezondheid die door de hormoonverstorende eigenschappen worden veroorzaakt opgenomen worden in rubriek 11.2 (Toxicologische informatie; informatie over andere gevaren).
- Pas vanaf 2023 moeten de hierboven vermelde gegevens in elk veiligheidsinformatieblad vermeld worden.
- Sinds 2021 moet in nieuwe veiligheidsinformatiebladen en in updates van bestaande veiligheidsinformatiebladen vermeld worden of de stof in kwestie op EU-niveau geïdentificeerd is als hormoonverstoorder (d.w.z. opgenomen is in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, van de REACH-verordening opgestelde lijst van stoffen met hormoonverstorende eigenschappen, of een stof is die overeenkomstig de criteria van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie of Verordening (EU) 2018/605 van de Commissie als een stof met hormoonverstorende eigenschappen is aangemerkt).
Omdat het etiket en het veiligheidsinformatieblad momenteel nog geen of onvoldoende informatie over hormoonverstoring verschaffen, wordt aangeraden om de tabel onder de rubriek “Lijst van hormoonverstoorders” te gebruiken bij de identificatie van hormoonverstoorders op de werkvloer.
b) Het vaststellen, nader bepalen en beoordelen van de risico’s
Voor deze stappen zijn op de volgende gegevens van belang:
- informatie over veiligheid en gezondheid die de leverancier moet verschaffen (o.a. de blootstellingsscenario’s in de veiligheidsinformatiebladen);
- het niveau, de aard en de duur van de blootstelling via het ademhalingsstelsel, de huid en andere blootstellingswijzen;
- de omstandigheden waarin en de belasting waaronder de werkzaamheden waarbij de chemische agentia betrokken zijn worden uitgevoerd;
- de eventuele beroepsblootstellingsgrenswaarden of biologische grenswaarden;
- de uitwerking van reeds getroffen of voorziene preventiemaatregelen;
- eventuele conclusies van gezondheidstoezicht.
Zoals reeds vermeld vertonen hormoonverstoorders in veel gevallen ook andere gevaarlijke eigenschappen: zo is bisfenol A, bijvoorbeeld, eveneens een reprotoxische stof, een huidallergeen, en kan het oogletsel veroorzaken. Gezien er nog maar vrij recent door de wetgever met hormoonverstoring rekening gehouden wordt, is het aangeraden, indien er voor een hormoonverstorende stof een beroepsblootstellingsgrenswaarde vastgesteld is, dat de preventieadviseur arbeidshygiëne of de preventieadviseur arbeidsarts zich ervan vergewissen of die beroepsblootstellingsgrenswaarde ook effectief beschermt tegen hormoonverstorende effecten.
In de risicoanalyse moet vanzelfsprekend ook aandacht besteed worden aan bijzonder kwetsbare risicogroepen. Zoals vermeld in de rubriek “Kritieke blootstelling” zijn dit in het geval van hormoonverstoorders zwangere vrouwen en ongeboren kinderen, en jongeren in de pubertijd. Omdat hormoonverstoorders eveneens schade kunnen aanrichten in het prille begin van de zwangerschap (zie de figuur in de rubriek “Kritieke blootstelling”), moet eveneens bijkomende aandacht besteed worden aan werkneemsters die zwanger willen worden.