CAO 100 herinnert eraan dat het afnemen van tests voor het opsporen van alcohol en drugs een facultatief element is van het alcohol- en drugsbeleid. Wanneer een werkgever van plan is om zijn werknemers aan dergelijke tests te onderwerpen, is hij ertoe verplicht om vooraf, in het kader van zijn preventiebeleid, regels en procedures uit te werken.
De opsporingstesten moeten als preventiemaatregel worden uitgevoerd: sancties mogen niet uitsluitend gebaseerd zijn op de resultaten ervan.
In de context van CAO nr. 100 zijn enkel niet-geijkte testen toegestaan. « Niet-geijkte testen » kunnen worden omschreven als testen die inhouden dat het resultaat enkel een positieve of negatieve indicatie geeft (en geen cijferresultaat). Zij geven geen enkele zekerheid over de intoxicatie. Het gaat bijvoorbeeld om ademtests of psychomotorische testen. Het niveau waarbij een testresultaat al dan niet als positief wordt beschouwd, moet het voorwerp uitmaken van sociaal overleg in het betrokken bedrijf.
De werkgever moet bepalen welke regels bij het afnemen van de testen in acht moeten worden genomen. Het gaat om:
- de aard van de testen die kunnen afgenomen worden;
- de doelgroep (en) van werknemers die aan de testen kan (kunnen) onderworpen worden;
- de procedures die gevolgd moeten worden bij het afnemen van deze testen;
- de voor het afnemen van deze testen bevoegde personen (naast de preventie-adviseur-arbeidsarts die enkel mag optreden in het kader van het gezondheidstoezicht);
- het (de) tijdstip(pen) waarop getest kan worden;
- de mogelijke gevolgen van een positief testresultaat.
CAO 100 bepaalt bovendien dat de testen aan de volgende voorwaarden moeten voldoen:
- het testresultaat mag niet aangewend worden op een wijze die onverenigbaar is met de preventiedoelstelling;
- de testen moeten adequaat, relevant en niet excessief te zijn t.o.v. de preventiedoelstelling;
- de testen mogen enkel afgenomen worden wanneer de betrokkene hierin heeft toegestemd;
- het is verboden de meetresultaten van de testen te verwerken als persoonsgegevens in een bestand;
- hoewel het mogelijk is om de testen slechts bij een deel van het personeel af te nemen, mogen zij geen aanleiding geven tot discriminatie.
Enkel de preventieadviseur-arbeidsarts mag de geijkte (of biologische) testen uitvoeren. De testen mogen uitsluitend afgenomen worden mits strikte naleving van de voorschriften bepaald door titel 4 betreffende de maatregelen in verband met het gezondheidstoezicht op de werknemers van boek I van de codex over het welzijn op het werk en de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die in het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd.
Bij het afnemen van eventuele opsporingstesten moet bovendien steeds rekening worden gehouden met het privéleven van de werknemers dat wordt beschermd door artikel 22 van de Grondwet.
Meer informatie over dit thema en de regelgevende teksten zijn beschikbaar op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in de rubriek Thema’s > Welzijn op het werk > Algemene beginselen > Preventief alcohol- en drugsbeleid op de werkvloer.