Elke onderneming die ten minste 50 werknemers tewerkstelt moet een comité voor preventie en bescherming op het werk oprichten. Het Comité is het overlegorgaan binnen de onderneming dat als taak heeft om actief bij te dragen tot alles wat ondernomen wordt in de onderneming om het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk te bevorderen. Dit bestaat erin voorafgaande adviezen uit te brengen (bijvoorbeeld over het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan, over de keuze of de vervanging van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk), voorafgaande akkoorden te geven in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld over de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk), voorstellen te ontwikkelen (bijvoorbeeld over het welzijnsbeleid van de werkgever, over de manier waarop de arbeidsplaatsen worden verfraaid), recht op informatie te hebben. Het Comité heeft eveneens een initiatiefrecht op bepaalde gebieden (bijvoorbeeld alle leden die de werknemers vertegenwoordigen kunnen aan de werkgever vragen om een vertrouwenspersoon aan te wijzen) en specifieke competenties (het Comité moet bijvoorbeeld de activiteiten van de interne dienst aanmoedigen en de goede werking ervan volgen).
Het Comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de werknemers en vertegenwoordigers van de werkgever of de werkgever zelf. De vertegenwoordigers van de werknemers worden om de 4 jaar verkozen in het kader van de sociale verkiezingen, terwijl de vertegenwoordigers van de werkgever personen zijn die een directiefunctie vervullen die hem kunnen vertegenwoordigen en verbintenissen aangaan in zijn naam. Wanneer er geen Comité werd opgericht in de onderneming is het de vakbondsafvaardiging die de rol van het Comité gaat spelen. Bij gebreke van vakbondsafvaardiging moet de werkgever zijn werknemers rechtstreeks raadplegen over de vragen inzake welzijn op het werk.
Het Comité vergadert ten minste één keer per maand alsook elke keer dat een derde van de vertegenwoordigers van de werknemers in het Comité hiervoor de aanvraag doet bij de werkgever. Deze laatste of zijn vertegenwoordiger zit de vergadering voor en de interne dienst staat in voor het secretariaat. Buiten de preventieadviseur van de interne dienst die de secretaris is, nemen de andere preventieadviseurs van de interne dienst en de preventieadviseurs van de externe dienst alsook, desgevallend, de vertrouwenspersonen ook deel met enkel een raadgevende stem wanneer de agenda een materie betreft die onder hun bevoegdheid valt. De preventieadviseur psychosociale aspecten neemt bijvoorbeeld deel aan de vergadering als de agenda het thema "stress op het werk" omvat. De leden van het Comité hebben een discretieplicht. Dit betekent dat het voor hen verboden is om informatie mede te delen binnen het Comité als dit de belangen van de werkgever of van de werknemers kan schaden. Elk Comité bepaalt zijn werkingsmodaliteiten in een huishoudelijk reglement.
In de overheidsdiensten zijn het de overlegcomités die de bevoegdheden uitoefenen die in de privéondernemingen worden toevertrouwd aan de Comités voor preventie en bescherming op het werk.
Meer informatie in volgende video op het YouTube-kanaal van de FOD Werkgelegenheid: