Alle werkgevers moeten in hun onderneming of instelling een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk oprichten die minstens één preventieadviseur telt. Wanneer hij minder dan 20 werknemers tewerkstelt, kan hij zelf die functie vervullen.

De hoofdopdracht van die interne dienst is het bijstaan van de werkgever, de leden van de hiërarchische lijn en de werknemers van de onderneming bij het toepassen van de regelgeving betreffende het welzijn van de werknemers, maar ook het uitvoeren van preventiemaatregelen en -activiteiten.

In de praktijk moet de interne dienst de werkgever, de hiërarchie en de werknemers bijstaan bij het uitwerken van het preventiebeleid van de onderneming in het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem. Die opdracht omvat onder meer het meewerken aan de risicoanalyse en aan de analyse van de oorzaken van beroepsziekten en ook van de psychosociale risico’s op het werk, het geven van adviezen over de organisatie van de werkplaatsen en van voorstellen in verband met het onthaal, het informeren en het opleiden van werknemers, instaan voor het secretariaat van het Comité, …

De interne dienst kan een afdeling hebben die instaat voor het medisch toezicht.

De organisatie van een interne dienst vereist een multidisciplinaire aanpak (arbeidsveiligheid, arbeidsgeneeskunde, ergonomie, arbeidshygiëne, psychosociale aspecten). Als een werkgever in zijn onderneming niet over voldoende competenties beschikt om alle taken uit te voeren die door de regelgeving aan de interne dienst worden opgelegd, dan moet hij een beroep doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Bepaalde basistaken moeten altijd door de interne dienst worden uitgevoerd, omdat er van wordt uitgegaan dat die de informatie of de knowhow vereisen die in de onderneming zelf aanwezig is. Die taken hangen af van de groep waartoe de werkgever behoort.

De werkgevers zijn immers opgedeeld in 4 groepen (A, B, C of D) naar gelang de grootte van de onderneming en de risico’s die er aanwezig zijn.

Groep A omvat de ondernemingen met meer dan 1000 werknemers of die met een hoog risiconiveau (met name sommige industriesectoren).

Groep B bestaat uit de ondernemingen met 200 tot 1000 werknemers of die met een verhoogd risico.

De interne diensten van de ondernemingen uit de groepen A en B moeten bijvoorbeeld altijd de risicoanalyses uitvoeren en meewerken aan het onthaal van de werknemers.

Groep C omvat de werkgevers die minder dan 200 werknemers tewerkstellen en die niet afhangen van de risicosectoren. De interne diensten van de ondernemingen van groep C moeten bijvoorbeeld onderzoeken van de arbeidsplaatsen verrichten en taken uitvoeren met betrekking tot het opstellen van verslagen.

Groep D tenslotte omvat de kleine ondernemingen met minder dan 20 werknemers waar de werkgever zelf de taak van preventieadviseur vervult. Bepaalde opdrachten in de ondernemingen van de groepen C en D moeten echter steeds worden uitgevoerd door een externe dienst.

Als er beroep wordt gedaan op een externe dienst, dan staat de interne dienst altijd in voor de coördinatie met die externe dienst. Dat houdt in dat er aan de externe dienst alle nuttige informatie moet worden verschaft, zodat die zijn taken kan uitvoeren.

  • Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) - Regelgeving

    • Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
    • Titel 1 van boek II van de codex over het welzijn op het werk

    Meer informatie daarover en de regelgevende teksten zijn beschikbaar op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in de rubriek Thema’s > Welzijn op het werk > Organisatorische structuren > Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.

  • Parlementaire vragen

  • 497 Kamer - Jaarverslagen IDPBW in het onderwijs

  • 729 Kamer - Taken van de bedrijfsverpleegkundigen