- 1. Hoe de SOBANE-strategie vergelijken met de methode Kinney die in België vaak wordt gebruikt voor risicoanalyse?
- 2. De SOBANE-strategie heeft 4 interventieniveaus. Is het niet zwaar om viermaal op dezelfde problemen terug te komen?
- 3. Is de Déparis-gids niet wat “licht” voor de analyse van risico’s?
- 4. Moet men zich bij een incident, brand, beroepsziekte of pestgeval niet eerder bekommeren om de betrokken persoon in plaats van een Déparis-vergadering te beleggen?
1. Hoe de SOBANE-strategie vergelijken met de methode Kinney die in België vaak wordt gebruikt voor risicoanalyse?
De methode Kinney is een instrument waarmee een risico kan worden gekwantificeerd via het product van drie parameters: de ernst van de schade (E), de frequentie van blootstelling aan de risicofactor (B) en de probabiliteit dat de schade zich tijdens de blootstelling voordoet, rekening houdend met de omstandigheden ervan (P)
Risico = B x P x E
Elk van deze drie factoren kan worden becijferd met drie tabellen, terwijl met een vierde tabel de eindscore in termen van aanvaardbaarheid kan worden geïnterpreteerd. Met een vijfde tabel kan het belang van een maatregel tot verbetering worden beoordeeld, in vergelijking met de risicodaling waartoe deze maatregel leidt, tegen de kost ervan voor de onderneming.
De schalen werden voorgesteld door Kinney en Wiruth van het Naval Weapon center in de VSA in 1976 en werden sindsdien niet gerechtvaardigd, niet gevalideerd en niet aangepast (kosten uitgedrukt in toenmalige dollars).
De auteurs van deze techniek stelden geen enkele gebruiksprocedure, en vooral geen enkele methode voor opsporing van risico’s voor. Hun enige bedoeling was het voorstellen van een instrument voor kwantificering en hiërarchisering van veiligheidsrisico’s die elders waren geïdentificeerd.
Men kan het dus eigenlijk niet hebben over de “Kinney-methode voor risicoanalyse”.
In België wordt het instrument door sommige scholen evenwel voorgesteld als een methode voor risicoanalyse in het algemeen.
Het instrument voor kwantificering en vergelijking wordt gebruikt tijdens de risicoanalyse in de onderneming. De geldigheid van deze risicoanalyse is afhankelijk van:
- de methode die wordt gebruikt voor de opsporing van de risicofactoren;
- de ervaring en de technische bekwaamheden van de gebruiker;
- het feit dat de PA deze risicoanalyse alleen doet, dat hij de werknemers raadpleegt dan wel of de opsporing en evaluatie van de factoren B, P en E werkelijk worden gedaan met de deelname van de werknemers en de kaderleden;
- de mate van deelname van diezelfde werknemers en kaderleden bij het zoeken en toepassen van maatregelen tot verbetering;
De geldigheid van de risicoanalyse is dus weinig afhankelijk van het Kinney-instrument dat op een bepaald ogenblik wordt gebruikt om de risico’s te hiërarchiseren en dit instrument kan en zou nuttigheidshalve moeten worden opgenomen in gelijk welke methode of strategie voor analyse en preventie van de risico’s.
Niets belet dus, na de Déparis-overleggids of de Observatiegidsen van de SOBANE-strategie te hebben gebruikt, dat de preventieadviseur (PA), zonder (maar bij voorkeur met) de deelname van de betrokken personen, gebruik maakt van het Kinney-instrument om bepaalde risico’s die tijdens het overleg werden opgespoord, te hiërarchiseren en op die manier te zoeken naar de middelen om een werkgever ervan te overtuigen de aanbevolen preventiemaatregelen toe te passen.
Dit punt wordt eveneens besproken in het SOBANE-document, sectie 2.5 “Preventie vs. evaluatie van de risico’s”.
2. De SOBANE-strategie heeft 4 interventieniveaus. Is het niet zwaar om viermaal op dezelfde problemen terug te komen?
Het gaat er niet om viermaal op dezelfde problemen terug te komen, maar om deze geleidelijk op te lossen, op basis van de moeilijkheid ervan.
Een groot aantal problemen wordt rechtstreeks besproken door de leden van de groep tijdens de Déparis-vergadering. Alle betrokkenen zijn aanwezig: werknemers, rechtstreeks kader, onderhoudsdienst, … Voorstellen tot verbetering worden onmiddellijk door de betrokkenen gedaan op basis van kleine gebeurtenissen op het werk. De waarschijnlijkheid dat deze in de praktijk worden gebracht, is dan zeer groot (kan beduidend groter zijn dan wanneer deze door een specialist zouden zijn gemeld nadat deze de werksituatie gedurende twee uren heeft geobserveerd en hierover een verslag van 20 tot 50 blz. aan de directie heeft overhandigd).
Enkel wanneer een probleem op dit niveau van Opsporing niet op een bevredigende manier kan worden opgelost, zal een tweede vergadering worden belegd met dezelfde partners, maar specifiek over dit aspect (niveau 2, Observatie). Over het algemeen krijgt het probleem dan een aanvaardbare oplossing.
Indien dit niet zo is of voor ernstigere risicofactoren (mechanische en elektrische veiligheid, brandrisico’s, lawaai, trillingen, chemische of biologische stoffen, …) is de hulp of de kennis van een opgeleide en gespecialiseerde PA onontbeerlijk om na te gaan of de toestand onaanvaardbare overblijvende risico’s behelst of om meer geavanceerde oplossingen voor te stellen (niveau 3, Analyse).
Het is enkel in deze uitzonderlijke gevallen dat niveau 4, Expertise vereist is.
Er kan een vergelijking worden gemaakt met het domein van de gezondheid: iedereen zou in staat moeten zijn zijn eenvoudige gezondheidsproblemen te beheren. Voor een aanhoudend probleem gaat hij naar zijn huisarts. In bepaalde gevallen zal deze hem doorverwijzen naar een specialist (dermatoloog, …) en het is slechts in uitzonderlijke gevallen dat een universitair deskundige vereist is.
3. Is de Déparis-gids niet wat “licht” voor de analyse van risico’s?
De gids is niet zo “licht”, met 18 tabellen in de “hoofdversie” waarin meer dan 300 aspecten van de arbeidssituatie worden bekeken. Hij is zo opgesteld dat de discussie van de belangrijkste betrokkenen wordt georiënteerd naar de probleempunten en het zoeken naar praktische oplossingen, in plaats van naar de eenvoudige, steriele vaststelling van de feiten.
Het blijft evenwel een gids voor Opsporing van de risico’s en niet voor analyse van de risico’s. Een PA moet tegelijk nagaan of de belangrijkste risico’s op ongevallen en beroepsziekten niet werden vergeten. Daarvoor werd een bijkomende checklist opgesteld (zie sectie 4.3 van het SOBANE-document). Deze betreft de risico’s op ongevallen, elektriciteitsrisico’s, brand en ontploffing, gereedschap en chemische en biologische risico’s.
De punten die dit vereisen, worden uitgediept op het niveau Waarneming, later zelfs op het niveau Analyse.
4. Moet men zich bij een incident, brand, beroepsziekte of pestgeval niet eerder bekommeren om de betrokken persoon in plaats van een Déparis-vergadering te beleggen?
Inderdaad. Het incident of het ongeval moet worden geanalyseerd met de methode van de oorzakenboom, er moet een onderzoek worden gevoerd om de blootstelling van de persoon die met de beroepsziekte is aangetast, op te sporen, de voorziene methode moet worden gevolgd in geval van pesten, ..
Er zullen misschien maatregelen worden genomen opdat dit incident, dit ongeval, deze ziekte, deze intimidatie zich niet meer voordoen.
Via de SOBANE-strategie en in de eerste plaats tijdens de Déparis-vergadering gaat men dieper en gaat men de partners ertoe aanzetten hun toestand te “herbekijken” zodat deze, als geheel, zowel op sociaal en psychologisch vlak als inzake veiligheid en gezondheid, voor het personeel en de onderneming met het optimale overeenstemt met het optimale overeenstemt met het optimale overeenstemt.